De zakenman herschikt de spullen op het bureau. De pennen netjes bij elkaar, het toetsenbord op ergonomisch verantwoorde afstand van de rand van het bureau en alle paperassen verdwijnen in de lade. Je kan hem een hoop ontzeggen, maar niet dat hij keurig is. Enigszins tevreden staat hij op, schrijdt bedachtzaam naar de deur, om voor de ruimte te verlaten nog even om te kijken. Dit kantoor verkeert in een werkbare staat. Ook morgen zal hier prima gewerkt kunnen worden. Een ogenblik is hij trots, trots op veertig jaar keihard werken. Trots op veertig jaar pure opoffering. Het was veertig jaar lang te weinig aandacht voor de familie en te veel voor het bedrijf. Maar het resultaat mag er zijn, besluit hij.
De lift naar beneden doet er best lang over. Er is nu nog meer tijd voor gedachten. Voor herinneringen. Hij denkt aan veertig minuten geleden. De vergadering verliep minder soepel dan anders. Hij ervoer zelfs haat en nijd, al hadden zijn gesprekspartners die waarneming met klem weersproken. Wel vonden zij dat er dringend iets moet gebeuren. “We moeten stappen zetten”, had een van zijn managers met een ernstig gezicht benadrukt. Wel veertig keer. De zakenman is die woorden niet vergeten. Integendeel, hij maakt er direct werk van. Ook dat is iets wat je hem niet kan ontzeggen: de zakenman weet van aanpakken. ‘CEO’, staat er op visitekaartjes. Zelf is hij gepokt en gemazeld in de tijd dat je nog gewoon ‘directeur’ heette, als je de baas van het bedrijf was. Er kan een hoop veranderen in vier decennia.
De zakenman is er, veertig verdiepingen lager. De welbekende klank van de lift ontlokt hem een glimlach. Beneden aangekomen loopt hij naar het reinigingshok, waar de schoonmakers al klaarzitten voor de avondshift. “U… u bent de baas. Sorry baas, we wilden al…” stamelt er een. De zakenman maakt een handbeweging waaruit moet blijken dat het allemaal goed zit. “Bespaar je de woorden, ik kom iets goedmaken” zegt hij, terwijl hij elke schoonmaker een enveloppe geeft. Een beetje onhandig, niet wetend wat ermee te doen, nemen ze het aan. “Een fijne dag mannen, ik ben erg dankbaar voor jullie werk. Meer dan ik jullie de afgelopen jaren misschien het gevoel heb gegeven. Dat spijt mij”. De schoonmakers knikken, maar zijn sprakeloos. Daarnet zaten ze nog flink te klagen over hun werkgever.
De zakenman loopt naar de receptie. Het meisje, dat van hem iedereen die niet de juiste pitch kent moet wegsturen, staart hem ongemakkelijk aan. Ook zij krijgt een enveloppe. “Dag, ik ken je naam niet en dat is volledig mijn fout. Vergeef me dat ik als baas zo ongelofelijk onpersoonlijk en kil ben geweest, elke keer als ik langs je liep. Ik hoop dat we een betere band kunnen krijgen”. Niet minder gespannen dan de schoonmakers, met de enveloppe in de hand, ziet ze de zakenman weer in de lift verdwijnen. Na de begane grond volgt verdieping 1. Om vervolgens ook alle andere verdiepingen af te gaan, alle afdelingen langs, om overal diezelfde onthutste gezichten tegen te komen, als hij de goed gevulde enveloppen overhandigt. Hij bezoekt alle kantoren, tot hij bij het hogere management aankomt. Daar wachten hem veertig schampere blikken; de enveloppen zijn op.
Gisteren was hij nog de zeer gerespecteerde directeur tegen wie menig manager en bestuurder opkeek. Nu zien ze in hem een gewetenloze verrader. Met meer oog voor mensen die minder hard hebben gestudeerd, minder ambitieus waren en minder hard werken om ook maar in de buurt van de top te komen. Die de elitetroepen vergeet. Er kan een hoop veranderen in een dag. Het ene moment ben je aan de top, een ogenblik later bungel je ergens onderaan de sociale ladder. Maar na vandaag kan het hem allemaal niets meer schelen. Voor het eerst heeft hij een keuze gemaakt die in gaat tegen alles wat hem als ‘CEO van het jaar’ dreef. Maar het voelt goed. Zijn hele gebouw heeft hij nu gezien. Alles is prachtig. Zelfs als het niet glimt, is het brandschoon. Fonkelnieuw en state of the art, zoals de Amerikaanse partners dat noemen. Dit moet hij vaker doen. Hij is trots op zijn ‘gewone’ werknemers.
De zakenman neemt de lift naar het dak. Er blaast een stevige wind, maar het is lekker, even je hoofd leegmaken. Hij worstelt met de wind en bereikt de reling. Houdt zich goed vast en tuurt in de verte. Een PostNL-wagentje rijdt als een klein miniatuurtje door de straat. Die zal ook wel enveloppen bij nietsvermoedende namen op zijn loonlijst bezorgen. De halve stad is van hem, zulke goede zaken heeft hij gedaan. Een voor een wijst hij de gebouwen aan die op zijn balans staan. Veertig jaar buffelen en je bezit de halve binnenstad. Dan is alle enveloppen persoonlijk langs brengen ondoenlijk. Woedend waren ze geworden, toen hij had gezegd dat hun bonussen naar de gewone werknemers zouden gaan. “Om een bedrijf gezond te maken moet je stappen zetten”, had de CFO geschreeuwd. Inderdaad, stappen zetten. Maar de stap die hij zich nu voorneemt, valt hem zwaarder dan alle voorgaande.