Deze week stond in het teken van een massale volksopstand op de Twitters. Ik denk dat we het over die conclusie snel eens kunnen worden. Voor wie het gemist heeft: men was bepaald niet te spreken over een open brief van Mariska Orban-De Haas (Hoofdredactrice van Katholiek Nieuwsblad) aan VVD-Kamerlid Jeanine Hennis. In deze brief voert Mariska Hennis’ persoonlijke ervaringen met miskramen (ogenschijnlijk) aan als anti-abortusargumenten. Van wat we ‘Links‘ tot ‘Rechts’ noemen: de verontwaardiging was groot. Eigenlijk leek die verontwaardiging alleen afwezig bij een beperkt aantal christenen. Daarover kan enkel worden gezegd dat zij het punt van de verontwaardigden niet begrepen moeten hebben, of niet willen begrijpen. Het punt is namelijk evident.
Laat ik een paar dingen voorop stellen: soms lijk ik liberaler dan veel zelfbenoemde liberalen die zich op hun vrijheidslievende mindstate laten voorstaan. Ik ben namelijk wèl bereid te luisteren naar orthodoxe en extreme standpunten. Om ze zelfs serieus te nemen. Niet omdat ik ze omarm, maar omdat ik in de eerste plaats een groot voorstander ben van het befaamde citaat dat al dan niet onterecht wordt toegeschreven aan .
Ten tweede ben ik iemand die niet bang is voor vreemde, afwijkende, of zelfs kwalijke meningen. Van elke mening valt iets te leren, al is het maar het nog beter begrijpen of onder woorden kunnen brengen van de eigen overtuigingen. Waarom deze nieuwsgierigheid naar ‘de ander’ zo enorm verrijkend kan zijn? Laten we de beelden van @MariskadeHaas bij #PenW eens erbij pakken (voor wie het gemist heeft):
Met name vanaf 08:29 wordt het nut hiervan pijnlijk duidelijk. Mevrouw Mariska heeft werkelijk waar HÉ-LE-MAAL geen idee onder wat voor omstandigheden mensen een abortus ondergaan. Ze leeft in de veronderstelling dat mensen ‘zomaar een abortus kunnen plegen’. Zij heeft zich blijkbaar nooit verdiept in de beweegredenen, de emoties en de trauma’s van mensen. In het verdriet dat mensen hebben. Haar gezwaai met statistieken helpt haar ook niet. Integendeel: mevrouw Mariska doet het voorkomen alsof een ongewenst zwangere vrouw een bezoek aan de abortuskliniek tussen het werk en de boodschappen door doet. Alsof moeder in spé met de LIDL-tassen gevuld met lege kapucijners-potjes nog in de pootjes (want het zijn tenslotte biculturele Tokkies, zo weet mevrouw Mariska te melden), een foetusje komt langsbrengen. Floep, zo in de groene kliko.
Hoe ordinair het ook mag klinken, ik kan er geen vriendelijker beeld bij krijgen als ik mevrouw Mariska hoor spreken. Het is treurig te moeten ondervinden dat mensen hun oogkleppen muurvast lassen en de gasbrander hanteren als ze met hen onwelgevallige meningen of gedragingen te maken krijgen: het is minstens zo moeilijk denkbaar dat mevrouw zich niet afsluit voor de wereld die ‘abortus’ heet.
Door Hennis’ privéleven in te zetten voor het maken van dit punt, diskwalificeert ze het punt én haar eigen persoon. En zelfs al zouden honderdduizend debat-experts zeggen dat dit wél een geldig argument is: ze strijkt haar tegenstanders dusdanig tegen de haren in dat haar niets dan hoon ten deel valt. Hoe contraproductief wil je het hebben? Je punt krijgt minimale of verkeerde aandacht, je nomineert jezelf voor de Smakeloosheidsprijs 2010 én je geeft je tegenstanders nóg meer het gevoel dat ze voor de volle 120% gelijk hebben. Katholieke Faaldiplomatie in full effect. Waarschijnlijk zal dit door menigeen worden toegeschreven aan het katholieke superioriteits-moralisme.
Ergens terecht. Ik bedoel, het eerste wat ik dacht toen ik de open brief van mevrouw Mariska las was: “Anti-conceptie”. Je moet die jongeren die zij noemt eerst maar eens consequenter aan de pil en condooms krijgen voor je begint te tetteren over abortussen. Maar goed, dat kun je lastig in je brief neerpennen als je chef met een strak gezicht aids-kindjes in Afrika leert dat het gebruik van condooms slecht is. Tegelijkertijd is het nog maar de vraag in welke stadia die abortussen plaatsvinden: het is goed mogelijk dat 29.000 van de 30.000 binnen een korte tijd na de bevruchting plaatsvinden. Dan hebben we het over – en nu ben ik heel toegeeflijk – voorzichtig bebroede eieren.
Maar al vonden er 29.000 plaats in week 23: dan nog is het van een bedenkelijk niveau iemands persoonlijke situatie, die op geen enkele manier te vergelijken is met diens standpunt over abortus, in te zetten en te misbruiken voor het maken van je punt. Mevrouw Mariska blijkt überhaupt niet vies van weinig smaakvolle argumenten en dito taalgebruik, zoals het volgende citaat treffend illustreert: “Het kost de Nederlandse samenleving 10 miljoen euro per jaar om deze dertigduizend baby’s te aborteren”.
Dit stuk begon met de stelling dat ik waarde hecht aan ruimte voor door mij niet gedeelde meningen. Dat meen ik. Ik ben zelfs van mening dat het abortusdebat blijvend gevoerd moet worden. Er kan voortdurend nagedacht worden over wat we verstaan onder (waardig) menselijk leven, ook omdat de gemeenschappelijke (wetenschappelijke) kennis die we delen voortdurend groeit. Het debat zou naar mijn smaak het liefst zo breed mogelijk plaatsvinden: met inbreng van wetenschappers en leken, religieuzen en atheïsten en politici en actiecomités. Maar we moeten wat mij betreft niet doorslaan in onze opvattingen over wat menselijk leven inhoudt. Als we daarvoor een absolute norm zouden aanhangen, zou het ridicule hout snijden. En ik denk dat zelfs hardcore-christenen daar niet voor voelen.
Als je een gezond debat wilt, zul je dat op een constructieve wijze moeten aanzwengelen. En niet door individuen te grieven. Door hun persoonlijke leed aan te wenden om je eigen punt voor het voetlicht te brengen. Dat werkt niet. Het zou minstens zo contraproductief en smakeloos – maar een stuk terechter – zijn als ik een pakketje op de bus zou doen met daarin een foetus van een jaar of acht. Maar dat doe ik niet. Ik heb gelukkig andere manieren om priesters mijn punt duidelijk te maken.