Evenementen als de presentatie van het Manifest van de Meesters met Dromen in Pakhuis de Zwijger zouden er elke week moeten zijn. De energie was goed en aanstekelijk, maar tegelijkertijd waren de ernst en de urgentie voelbaar. Hier waren leraren en anderen met een hart voor onderwijs die hun geluk deelden en gelijktijdig de vinger op de zere plek legden. Dat er uitdagingen liggen is zeker en ook helemaal geen nieuws. Voor de docenten die al voor een volle klas staan, maar ook voor de volle klassen waar geen docent voor te vinden is.
Wat de avond voor mij zo waardevol maakte en waarin volgens mij ook sleutels tot het oplossen van de problemen kunnen liggen, is dat de aanwezigen drie belangrijke punten al dan niet bewust aan het licht brachten. Drie belangrijke punten die bovendien aantonen dat we meer van dit soort evenementen nodig hebben. Om iedereen bij de les te houden. En om ervoor te zorgen dat we veel meer meesters (en juffen) met deze energie voor de klas krijgen.
Ruimte en verbinding maken beter onderwijs
Allereerst is het geweldig om met zoveel bevlogen mensen bij elkaar te zijn. Waar er in de personeelskamer nog weleens wat leraars-cynisme kan hangen, voelde je hier enkel gedrevenheid. Mensen met een missie. Die geloven dat onderwijs over meer gaat dan je lesje afdraaien. Het is zeer inspirerend om je te omringen met collega’s die dat net zo voelen. In een omgeving waar tijdsdruk geen rol speelt. Hier kun je vrij denken en je merkt dat in zo’n omgeving ook mooie nieuwe dingen ontstaan.
Het mooiste aan avonden als #Meestersmetdromen in @De_Zwijger is dat je omringd bent door mensen die het enthousiasme en vuur hebben dat ons onderwijs zo nodig heeft.
— Bas van der Veen (@Basvanderveen) February 21, 2019
Kies voor onderwijs, niet voor ‘managen’
Daarnaast werd duidelijk dat beleidsmakers zich bewust(er) moeten worden van wat er leeft ín de klas. Ben je beleidsmaker? Sla de gesprekken met bestuurders en (andere) mensen met ‘bullshit jobs‘ een keer over en praat met leraren. Jan van de Ven illustreerde dat mooi toen hij ons er op wees dat er bij de cao-onderhandelingen voor het onderwijs meer juristen dan docenten aanschuiven. Paul van Meenen (D66) kwam met een mooi verhaal over meer autonomie voor leraren. Hij moest er wel meteen aan toevoegen dat veel van de onderwijswensen van D66 in het huidige kabinet moeilijk liggen. Ook Peter Kwint (SP) liep tegen het kabinetsbeleid aan, toen hij zich opwond over de tweedeling in het onderwijs. Als voorbeeld gaf hij het Amsterdamse IJburg, een fonkelnieuwe wijk die relatief gemixt is, waar alsnog een ‘witte’ en een ‘zwarte’ school zijn ontstaan.
We kunnen nog zoveel dromen hebben, zolang de regeringspartijen niet bereid zijn écht voor het onderwijs te kiezen, blijven we tegen deze en andere problemen aanlopen. Daaraan ten grondslag ligt de misvatting dat het onderwijs een vehikel voor de economie is. Deze gedachte klonk vooral bij Judith Tielen (VVD) door. En dat brengt me bij het derde (en misschien wel belangrijkste) punt, waarin de eerste twee punten besloten liggen.
Het onderwijs is geen vehikel van de economie
Wie gisteren goed luisterde, of zoekt op de hashtag #MeestersmetDromen, leest weinig verhandelingen over ’taal en rekenen’. Toch is dat het mantra dat politici nog weleens willen opdreunen als het om onderwijs gaat. Want de economie moet groeien en blijkbaar is ’taal en rekenen’ hét recept voor economische groei. Laat ik vooropstellen dat taal en rekenen belangrijk zijn. Maar aan het goed kunnen bijbrengen van die vaardigheden gaat iets anders vooraf. Dat is waar het in mijn ogen echt om gaat in het onderwijs, de relatie.
Ik denk dan aan de woorden van Bart ‘Meester Bart‘ Ongering, die vertelde hoe hij voor zijn leerlingen de liefdevolle inspiratie kan zijn. Ik denk aan Jerry Afriyie, die docenten op het hart drukte dat zij voor de kinderen in hun klas een ’tweede ouder’ zijn en dat het dus belangrijk is dat zij weten waar hún kinderen vandaan komen. Ik denk dan aan Thijs Roovers die me achteraf het zeer herkenbare verhaal vertelde over hoe hij een schooldag chagrijnig kan beginnen, maar dat als je dat gevoel maar deelt met je leerlingen, je er samen alsnog een mooie les(dag) van kunt maken.
Als docent sta je niet (alleen) voor de klas, je bent onderdeel van die klas. Als docent ben je niet bezig met de toekomstige beroepsbevolking dresseren, maar bereid je jongeren voor op een leven als autonoom individu in een steeds complexer wordende samenleving. Laten we dat nu gewoon eens het pad naar volwassenheid noemen.
Goed lesgeven kost tijd
We moeten wat mij betreft daarom af van de eendimensionale blik van plussen en minnen die samenhangt met een ziekelijke focus op economische groei. Ik weiger mezelf te reduceren tot een radertje in die machinerie, al was het alleen maar omdat het op de lange termijn niet oplevert wat de voorstanders van deze invulling van onderwijs wensen. We moeten ons er bewust van zijn dat het beroep aantrekkelijker moet worden. Omdat we veel meer Meesters met Dromen nodig hebben om de uitdagingen van de toekomst het hoofd te bieden. En dat wordt het niet als onderwijs wordt platgeslagen tot een job-cursus.
Goed lesgeven kost tijd. Dat geldt net zo voor jongeren begeleiden op hun weg naar volwassenheid. Daarom hebben docenten ruimte nodig, zodat zij de verbinding kunnen aangaan. Daarom is het zo belangrijk dat ‘de politiek’ kiest voor het onderwijs, en niet voor ‘managen’. En daarom moeten we ons er bewust van zijn dat het onderwijs geen vehikel van de economie is, maar een belangrijk deel van het pad naar volwassenheid.