Soms worden politieke discussies relevant in de klas. Zo zijn Mark Ruttes woorden bij het debat over het regeerakkoord me bijgebleven. “Die partij wil helemaal niet regeren,” zei de minister-president over de PVV, “die wil vooral worden afgewezen. De heer Wilders is wat dat betreft een beetje een vrouw die eigenlijk helemaal niet bemind wil worden, en daarom ook zichzelf zo onaantrekkelijk mogelijk voordoet.”
De Kamervoorzitter kapte deze vreemde vergelijking niet af, maar besloot om Rutte om verheldering te vragen. Geert Wilders zag zijn kans schoon en besloot een voorschot te nemen op de ‘Roast of Mark Rutte‘. En hoewel ik een goede roast op zijn tijd kan waarderen, vind ik de Tweede Kamer er niet de plaats voor. Het is tenslotte geen theater of televisiestudio.
Dat ziet Rutte anders. Zo toonden ook de woorden die Rutte richtte aan Emile Roemer, Jesse Klaver, en Lodewijk Asscher. Onze minister-president noemde de gekozen volksvertegenwoordigers “seizoenkaarthouders“. De linkse politici zouden kritiek leveren vanaf de tribune over hoe de wedstrijd verloopt. Met andere woorden: ze doen mee voor spek en bonen.
Alweer zo’n twijfelachtige karakterisering van de controleurs van de regering, nota bene van een politicus waarmee Rutte kortgeleden nog het land draaiende moest houden. En dan te bedenken dat hele volksstammen erover struikelden toen Wilders sprak van een ‘nepparlement‘.
Toch waren de woorden zelf – die in mijn ogen bedenkelijk zijn – niet de voornaamste reden waarom ze me zijn bijgebleven. Dat was om twee andere redenen.
Doe Normaal!
In de eerste plaats omdat de eerste uitspraak me deed denken aan een eerdere aanvaring tussen Rutte en Wilders. Ik doel natuurlijk op de ‘Doe (zelf) Normaal’-confrontatie, waarbij de conservatieve politici elkaar maanden toch vooral ‘normaal’ te doen. Het interessante hier, waardoor ook meteen duidelijk wordt hoe dubieus het is als politici van burgers verlangen ‘normaal’ te doen, is dat het klaarblijkelijk lang niet altijd vanzelfsprekend is wat we ‘normaal’ vinden.
Bovendien kunnen twee ogenschijnlijk niet zo erg van elkaar verschillende Nederlanders kennelijk al enorm van mening verschillen over wat ‘normaal’ is. Met die gedachte in je achterhoofd wordt het begrip ‘De Gewone Nederlander’ nog potsierlijker. Of ‘een retorisch trucje‘.
Van docenten mag je verwachten dat ze gebeurtenissen in de samenleving aankaarten in het klaslokaal. Dus heb je aandacht voor puberale aanvaringen in de Kamer die de belangrijkste kamer van het land zou moeten zijn. Vooral ook omdat de bewoners van die Kamer dat van ons verwachten.
Invechten
Docenten moeten kinderen immers klaarstomen voor de samenleving. Dat is waar het de politici naar eigen zeggen om te doen is. Het komt zelfs expliciet terug in het belang dat de politici bij monde van de Rijksoverheid aan de leerplichtwet toeschrijven, want dankzij die wet “kunnen zij zich voorbereiden op de maatschappij“. Voor de duidelijkheid: de ‘zij’ zijn de kinderen, niet de politici. Een leven lang leren geldt voor ‘De Gewone Nederlander’, niet voor politici. Maar daarover later meer.
Want laten we eerst eens stilstaan bij wat de overheid nou eigenlijk verstaat onder ‘voorbereiden’. Het antwoord op die vraag is helemaal niet zo eenduidig, zeker nu de Tweede Kamer elke dag een beetje meer op een vismarkt begint te lijken. En alsof de verwarring niet al groot genoeg is, komt ‘De Gewone Nederlander’ ook nog eens het marktplein opgewandeld. Met alwéér een boodschappenlijst vol wensen en eisen. En dat gaan we merken in de klas.
De discussies die zich in de Tweede Kamer afspelen en het journaal of zelfs YouTube weten te halen, doen de leerlingen soms nog eens dunnetjes over. Zelden als imitatie, vaker onbewust. Dan is de vraag naar wat de overheid met ‘voorbereiden’ bedoelt opeens niet alleen een papieren werkelijkheid, maar springlevend.
Moet ik leerlingen voorbereiden op de realiteit zoals die nu is, doordrenkt van zelfingenomen elleboogwerk, of leer ik ze dat op basis van respect samenwerken niet vies is? Competitief gekissebis en pesterig gebekvecht tussen leerlingen brengt de keuze tussen ‘corrigeren’ en ‘aanmoedigen’ met zich mee. Het is schipperen tussen ‘er samen uitkomen’ en ‘jezelf invechten’. En als we de minister-president mogen geloven moet ik leerlingen eerst en vooral aanmoedigen om zich ‘in te vechten‘.
Leer van je fouten, Rutte!
Maar dat is niet alles. In de tweede plaats zijn de woorden van Rutte en Wilders relevant, omdat ze iets zeggen over het lerend vermogen dat Rutte en Wilders tonen sinds ze elkaar aanspoorden toch vooral normaal te doen. Kort samengevat: dat vermogen lijkt beperkt.
Ja, de toon is vriendelijker, maar ze vervallen nog steeds in oude patronen en lijken het lastig te vinden om dit niveau te ontgroeien, of erger nog, ze vinden het eigenlijk wel best zo. Het is interessant om te merken dat je dit bij meer mensen met macht ziet. Een voorbeeld: Donald Trump sloeg de plank voor de zoveelste keer mis toen hij sprak over de president van de Virgin Islands alsof hij het zelf niet is. Maar over fouten lijkt ook Trump zich weinig zorgen te maken.
In hun verdediging: in zekere zin zijn fouten ook geen probleem. Sterker nog, fouten maken is essentieel om echt te kunnen leren. Bij ‘FAIL’ hoort niet voor niets het veelzeggende acroniem ‘First Attempt In Learning’. Maar dan moet je wel bereid zijn tot leren. Tot het leren van de kennis en vaardigheden die je niet direct interessant vindt. Dat is ook iets wat ik als docent de kinderen aan het verstand moet peuteren: dat dingen die nu vervelend zijn soms moeten, omdat ze bijdragen aan een hoger doel. Dat je impulsen af en toe moet onderdrukken, omdat we rekening houden met elkaar.
Likes en views
Maar onze consumptiemaatschappij schetst vaak een heel ander beeld en in de Tweede Kamer doen politici er dus vrolijk aan mee. Zelfs op school staat snelle bevrediging centraal. Zoals ik eerder schreef heerst er te vaak een op het Centraal Eindexamen gerichte reproductiecultus die scholen wil reduceren tot werknemersfabrieken. Waar leggen we de grens?
Het lijkt me niet per se een verbetering als we de samenleving nog meer onderwerpen aan het mechanisme van likes en views. Daarvan zou ook ‘Den Haag’ zich bewust moeten zijn. Het verbaast me dan ook dat Rutte dit besef niet duidelijker toont. Van iemand die zelf lesgeeft verwacht je gedrag dat rijmt met zijn voorbeeldfunctie. Van iemand die van docenten vraagt om aan zelfreflectie te doen tot we er scheel van zien, verwacht je iets meer bewijs van zelfreflectie.
Ook omdat giftig gedrag in de Kamer vroeg of laat doorsijpelt tot in het klaslokaal. Daar zit ik niet op te wachten. Het is al druk genoeg zonder leerlingen die klasgenoten in een ‘roast‘ uitmaken voor ‘seizoenkaarthouders van wie heel de klas niet eens weet of ze ooit een vrouw hebben gehad’.